Hoe werkt: Subtractive EQ vóór compressie
Een veelgebruikte volgorde in mixen is eerst subtractive EQ toe te passen, dan pas compressie. Subtractive EQ betekent dat je met een equalizer problematische of ongewenste frequenties wegneemt (dus dempt of filtert), in plaats van dingen te boosten. Door dit vóór de compressor te doen, zorg je dat de compressor niet reageert op die ongewenste frequenties en zich beter richt op het nuttige deel van het signaal. Het resultaat is vaak een schonere en meer gecontroleerde compressie, omdat de compressor niet “afgeleid” wordt door bijvoorbeeld laag gerommel, harde s-klanken of erge resonanties.
Hoe werkt: Subtractive EQ vóór compressie uitgelegd
Stel je hebt een vocal track. Die heeft een lichte brom op de achtergrond (lage frequentie rommel) en misschien bij ~300 Hz wat modderigheid. Als je direct een compressor op die vocal zet, zal elke keer die brom of modder aanwezig is, de compressor voor een deel daarop reageren – hij drukt dan wellicht de hele vocal naar beneden, ook al is dat niet wat je muzikaal wilt aanpakken. Door eerst subtractief te EQ’en, haal je bijvoorbeeld alles onder 80 Hz weg (want dat is alleen ongewenst gerommel) en maak je een kleine dip bij 300 Hz om de modder te verminderen. Nu stuur je deze schonere vocal de compressor in. De compressor werkt nu op een vocal die voornamelijk de gewenste info bevat (heldere stem), en zal dus soepeler en gericht compressen.
Dit geldt ook voor instrumenten: een akoestische gitaar met een piekresonantie rond 2000 Hz – haal die piek eerst omlaag met EQ, dan compress, anders zou die piek elke keer de compressor overtriggeren en de rest van de gitaar onnodig zachter maken.
Een andere reden: vaak gebruik je compressie ook om klank te vormen (door attack/release en saturatie in de compressor), maar als er lelijke frequenties in het signaal zitten, gaat de compressor dat meevervormen of accentueren. Beter is ze eerst weg te snijden.
Hoe werkt: Subtractive EQ vóór compressie in de praktijk
In de praktijk zie je veel mix-chains als volgt:
- Filter/EQ – Highpass filter om subsonic rommel weg te halen, lowpass als er superhoog ongewenst is, notch filters of smalle cuts voor resonanties, en kleine brede cuts voor congestie gebieden.
- Compressor – die nu een gefilterd signaal krijgt.
Later in de keten kan men weer een additieve EQ doen om gewenste frequenties te boosten of fine-tunen, maar dat is ná de compressor zodat die boosts niet de werking van de compressor beïnvloeden. Dit is een veel gevolgde strategie: “schoonmaken > dynamiek regelen > smaak toevoegen”.
In een thuisstudio kun je dit principe makkelijk toepassen: kijk eens naar je plugin-orde op een zang of drum. Zet je EQ-plugin vóór je compressor en gebruik die EQ vooral om probleemgebieden weg te halen. Wat zijn typische subtractieve aanpassingen?
- Low-cut (high-pass) filtering: om lage frequenties die een bron niet nodig heeft te verwijderen. Bijvoorbeeld alles onder 50 Hz uit een vocal, onder 80 Hz uit een gitaar, etc. Hierdoor ‘ademt’ de compressor beter omdat die geen energie verspilt aan subbass die toch niet relevant is.
- Notch een bromtoon (50 Hz net brom of een rinkel in een opname) weg voordat compressie, zodat die niet elke keer de dynamsiche reactie triggert.
- Ongewenste resonantie bij drums: bijv. een snare heeft een ring op 1 kHz die je toch weg wilt, EQ dat eruit zodat de comp niet op elke snareslag door die ring in actie schiet.
Het effect van deze volgorde merk je soms ook omgekeerd: als je per ongeluk een enorm EQ-boost vóór een compressor zet, zal de compressor waarschijnlijk vooral reageren op die boost en die meteen weer platdrukken. Dan hoor je nauwelijks iets van je EQ-boost terug. Daarom is het logisch om grote boosts eerder ná de compressor te doen (tenzij je juist die interactie zoekt).
Het idee van subtractive EQ voor compressie is dus controle: je prepareert het signaal zodanig dat de compressor optimaal z’n werk kan doen op de relevante inhoud. Dit leidt doorgaans tot een natuurlijker geluid. Natuurlijk zijn er geen harde regels – soms wil je juist een compressor laten “pompen” op iets (bijv. veel low-end in laten voor effect) – maar als vuistregel bij het netjes mixen is dit een goed uitgangspunt. Zeker in de homestudio waar opnames niet altijd perfect zijn, eerst corrigeren, dan comprimeren, levert vaak een professioneler eindresultaat op.